Afbeelding

Speelt de partijbedoeling nog wel een rol bij de kwalificatie van een arbeidsovereenkomst?


Er zijn veel gevolgen verbonden aan het wel of niet kwalificeren van een overeenkomst tussen partijen als een arbeidsovereenkomst. Artikel 7:610 BW omschrijft de arbeidsovereenkomst als de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Een arbeidsovereenkomst wordt beheerst door regels van dwingend recht en semi-dwingend recht. Een arbeidsovereenkomst geeft toegang tot het arbeidsrecht, het sociale zekerheidsrecht en het pensioenrecht en biedt een werknemer zodoende veel bescherming.  

 

Partijbedoeling geen rol bij de kwalificatie van een arbeidsovereenkomst

In de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van de Hoge Raad 6 november 2020 ECLI:NL:HR:2020:1746 heeft de uitkeringsgerechtigde zich op het standpunt gesteld dat er tussen haar en de gemeente Amsterdam een arbeidsovereenkomst tot stand was gekomen omdat was voldaan aan de criteria van artikel 7:610 BW: loon, arbeid en gezag. Zij had gedurende twee keer zes maanden werkzaamheden verricht bij de gemeente Amsterdam op basis van overeenkomsten met als opschrift “Plaatsingsovereenkomst Participatieplaatsen in het kader van de Wet werk en bijstand”. Zowel kantonrechter als gerechtshof oordeelden echter dat geen sprake was van een arbeidsovereenkomst. Het gerechtshof had daarbij veel waarde gehecht aan het feit dat het bij de plaatsing in het participatietraject niet de bedoeling van partijen was geweest om (ook) een arbeidsovereenkomst aan te gaan.

Volgens de Hoge Raad was deze redenering echter niet juist: de kwalificatie van een arbeidsovereenkomst moet worden onderscheiden van de daaraan voorafgaande vraag welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen. Slechts die voorafgaande vraag dient te worden beantwoord aan de hand van de Haviltexmaatstaf (uitleg). Pas nadat de rechter met behulp van die maatstaf de overeengekomen rechten en verplichtingen heeft vastgesteld (uitleg), kan hij beoordelen of die overeenkomst de kenmerken heeft van een arbeidsovereenkomst (kwalificatie).

Dit maakte de einduitkomst voor de uitkeringsgerechtigde echter niet anders omdat bij beantwoording van de voorafgaande vraag (uitleg) bleek dat partijen geen loon waren overeengekomen. Er was dus geen sprake van een arbeidsovereenkomst omdat aan de criteria van artikel 7:610 BW niet werd voldaan.

 

Herijking van het arrest Groen/Schoevers

Allereerst moet tussen partijen vaststaan dat sprake is van een overeenkomst. Die voorvraag valt uiteen in twee deelvragen:

1) wie zijn de partijen?, en;

2) hebben zij zich tot elkaar verbonden?

Wanneer dat het geval is, maakt de Hoge Raad onderscheid tussen twee fasen:

1) fase 1: de inhoud van de overeenkomst (de overeengekomen wederzijdse rechten en verplichtingen vast te stellen door middel van uitleg);

2) fase 2: de kwalificatie van die overeenkomst. 

Anders dan uit het arrest Groen/Schoevers wel is afgeleid, is het dus niet van belang of partijen de bedoeling hadden een arbeidsovereenkomst te sluiten. Waar het om gaat is of de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst.  

 

Vragen?

Wilt u weten of een overeenkomst wel of niet als een arbeidsovereenkomst kan worden beschouwd, neemt u dan gerust vrijblijvend contact met ons op.

 

 

 

Terug naar het overzicht
AD Advocaten
Roemer Visscherstraat 24
1054 EX Amsterdam

Telefoon 020 61 81 781

Fax 020 68 33 042

Direct contact »
Stel een vraag »