Wat is een slapende arbeidsovereenkomst?
Een slapende arbeidsovereenkomst is een dienstverband dat een werkgever na twee jaar arbeidsongeschiktheid van een werknemer niet heeft opgezegd, alhoewel hij daartoe wel bevoegd is, en waarbij hij de werknemer geen loon meer betaalt. Doordat de arbeidsovereenkomst niet is beëindigd, is de werkgever geen transitievergoeding verschuldigd. Werkgevers lieten deze slapende arbeidsovereenkomsten vaak voortbestaan omdat zij het onrechtvaardig vonden dat zij alsnog een transitievergoeding moesten betalen na een opzegging wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Zo hadden werkgevers immers voorafgaand aan die opzegging ook al vaak gedurende twee jaar het loon doorbetaald en kosten gemaakt gericht op de re-integratie van de werknemer.
Wet compensatie transitievergoeding (art. 7:673e BW) leidt tot einde slapende arbeidsovereenkomst
De Wet compensatie transitievergoeding beoogt aan deze bezwaren van de werkgevers tegemoet te komen. Een werkgever die wegens beëindiging van een arbeidsovereenkomst na twee jaar arbeidsongeschiktheid door ontbinding, opzegging of met wederzijds goedvinden een transitievergoeding heeft betaald, wordt daarvoor gecompenseerd. Deze compensatie komt ten laste van het Algemeen Werkloosheidsfonds (Awf) en wordt verstrekt door het UWV. Tegenover de compensatie staat een verhoging van de Awf-premie, die ten laste komt van de werkgever. De compensatie is beperkt tot het bedrag aan transitievergoeding waar de werknemer recht op zou hebben bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op het moment dat de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever eindigt.
Het in stand houden van een slapende arbeidsovereenkomst kan leiden tot slecht werkgeverschap (het Xella-arrest)
De Wet compensatie transitievergoeding beoogt aan deze bezwaren van de werkgevers tegemoet te komen en is daardoor van groot belang voor het antwoord op de vraag of het in stand houden van een slapende arbeidsovereenkomst kan leiden tot slecht werkgeverschap. In het zogenaamde Xella-arrest (ECLI:NL:HR:2019:1734, klik hier voor deze uitspraak) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een werkgever op grond van goed werkgeverschap ex artikel 7:611 BW is gehouden in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, onder toekenning van een vergoeding aan de werknemer ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. Daarbij geldt dat die vergoeding niet méér behoeft te bedragen dan hetgeen aan transitievergoeding zou zijn verschuldigd bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op de dag na die waarop de werkgever wegens arbeidsongeschiktheid van de werknemer de arbeidsovereenkomst zou kunnen (doen) beëindigen.
Op dit uitgangspunt moet een uitzondering worden aanvaard als - op grond van door de werkgever te stellen en zo nodig te bewijzen omstandigheden - de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst. Denk bijvoorbeeld aan reële re-integratiemogelijkheden voor de werknemer. Niet als gerechtvaardigd belang voor de werkgever geldt de omstandigheid dat de werknemer op het moment dat hij zijn beëindigingsvoorstel doet, de AOW-gerechtigde leeftijd bijna heeft bereikt, waardoor hij geen recht meer zou hebben op een transitievergoeding (art. 7:673 lid 7 sub b BW).
Situatieve arbeidsongeschiktheid wordt niet gelijkgesteld met slapend dienstverband zoals bedoeld in het Xella-arrest
Dit blijkt uit de uitspraak van de Kantonrechter van 14 juli 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:5545 (klik hier voor deze uitspraak). Daarin wordt geoordeeld dat de situatie dat een werknemer zich op grond van (dreigende) psychische of lichamelijke klachten niet in staat acht tot het verrichten van zijn werkzaamheden, hoewel ten aanzien van de arbeidsgeschiktheid geen medische beperkingen van psychische of fysieke aard kunnen worden vastgesteld, niet kan worden gelijk gesteld met die gevallen zoals bedoeld in het Xella-arrest, waarin is voldaan aan de vereisten voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte. Een werkgever is daarom ook niet verplicht om op grond van goed werkgeverschap (art. 7:611 BW) mee te werken aan een voorstel van de werknemer tot beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden en is niet verplicht om een transitievergoeding te betalen. Het verzoek van de werknemer om ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan wel worden toegewezen, maar dan zonder vergoeding, omdat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever.
Omstandigheden die bij deze uitspraak een rol speelden waren dat de WIA-uitkering van de werkneemster was afgewezen omdat zij niet ziek was en ook niet arbeidsongeschikt. Verder kan bij beëindiging wegens situatieve arbeidsongeschiktheid ook geen aanspraak gemaakt worden op compensatie van het UWV voor betaling van de transitievergoeding, terwijl dit bij een beëindiging wegens langdurige arbeidsongeschiktheid wel mogelijk is.
Bent u werkgever en hebt u vragen over de beëindiging van een slapend dienstverband dan wel de compensatieregeling, of bent u werknemer en hebt u een slapend dienstverband dat u wilt beëindigen, neemt u dan gerust contact met mij op.
Terug naar het overzichtTelefoon 020 61 81 781
Fax 020 68 33 042